Bindend advies GcZ, 25 november 2020, SKGZ202001354
De behandelend orthodontist heeft in 2019 en 2020 aanvragen ingediend bij de ziektekostenverzekeraar voor orthodontie. Volgens verzoekster is de machtiging voor orthodontie die in 2005 aan haar is verstrekt nog steeds geldig. De commissie kan verzoekster hierin niet volgen. Een machtiging wordt gegeven voor een bepaald behandeldoel. Als dit doel is bereikt, is het gebit in een staat gebracht die vergelijkbaar is met die van iemand die geen zorg nodig had. Vanaf dat moment vervalt de aanspraak op orthodontie. Als een verzekerde op een later tijdstip opnieuw aanspraak wilt maken op orthodontie moet worden beoordeeld of hiervoor op dat moment een verzekeringsindicatie bestaat. Dat is bij verzoekster niet aan de orde. Verder is niet gebleken dat aan haar een (telefonische) toezegging is gedaan op grond waarvan zij recht heeft op vergoeding van orthodontie.