De ziektekostenverzekeraar heeft aan verzoeker een persoonsgebonden budget verpleging en verzorging (PGB vv) toegekend. De ziektekostenverzekeraar heeft aan rapport van een Duitse revalidatiekliniek ontvangen, waaruit hij afleidt dat de zorgbehoefte van verzoeker mogelijk is afgenomen. Hierop heeft hij hem geadviseerd een nieuwe indicatie te laten stellen en op basis hiervan een nieuwe aanvraag in te dienen. Aan dit verzoek heeft verzoeker voldaan. De indicerend wijkverpleegkundige heeft echter op een later tijdstip besloten haar indicatie in te trekken. Om die reden heeft de ziektekostenverzekeraar besloten de aanvraag voor een PGB vv af te wijzen. Daarnaast heeft de ziektekostenverzekeraar besloten het PGB vv met terugwerkende kracht van verzoeker terug te vorderen tot het moment dat hij het rapport van de revalidatiekliniek heeft ontvangen.
De commissie oordeelt dat slechts aanspraak bestaat op verpleging en verzorging als verzoeker hiervoor een geldige indicatie heeft. Aangezien deze indicatie is komen te vervallen, heeft de ziektekostenverzekeraar de aanvraag terecht afgewezen. De commissie oordeelt verder dat het de ziektekostenverzekeraar niet is toegestaan het PGB vv met terugwerkende kracht terug te vorderen. De ziektekostenverzekeraar heeft verzoeker namelijk enkel geadviseerd een nieuwe indicatie te laten stellen en hem gevraagd dit zo snel mogelijk te doen. De ziektekostenverzekeraar heeft echter nagelaten verzoeker erop te wijzen dat hij verplicht was een en ander te doen op grond van het Reglement PGB vv en het uitblijven hiervan tot gevolg kon hebben dat het PGB vv werd beëindigd of zelfs werd teruggevorderd.

Volledig document openen (pdf)